In zijn boek “Sapiens: a brief history of mankind” omschrijft historicus Yuval Noah Harari de ontwikkeling van de eerste menselijke beschavingen tot aan de moderne samenleving in het heden. Hij laat zien hoe het ontstaan van samenlevingen altijd gepaard gaat met het geloof in een dominante ‘fictieve’ waarheid waarin bepaalde mensen als belangrijker worden neergezet dan anderen. Harari noemt dit de ‘denkbeeldige orde’. Het concept van de ‘denkbeeldige orde is vergelijkbaar met het concept van de ‘dominantie systemen’ (ooit bedacht door Walter Wink) waarnaar Marshall Rosenberg verwijst in zijn boeken over Geweldloze communicatie. Dit concept komt er kort gezegd op neer dat als je macht wilt hebben en behouden, je ervoor zorgt dat iedereen in een waarheid gelooft die jouw positie als machthebber bekrachtigt.
In deze blogpost ga ik op basis van Yuval Noah Harari’s boek in op hoe dominantie systemen ontstaan en ons denken bepalen. Maak je geen zorgen, er volgt nu geen complottheorie maar een geschiedkundige omschrijving van de manier waarop samenlevingen ontstaan en bij elkaar worden gehouden. Voor mij is het lezen over dergelijke mechanismen verhelderend omdat het me helpt om mijn gedachten en de eisen waaraan ik denk te moeten voldoen te relativeren. Ook geeft het stof tot nadenken over de grote ongelijkheid in de wereld.
Het ontstaan van machtsstructuren
Rond 10.000 jaar geleden begonnen de leden van onze menselijke soort, de Homo Sapiens, die tot dan toe hadden rondgetrokken als jagers en verzamelaars, zich op vaste plekken te vestigen. Deze ‘agrarische revolutie’ begon in de Levant (Turkije, Syrië, Iran) en Noord-Afrika en breidde zich uit naar het Midden-Oosten, China en Centraal Amerika. Honderd jaar na Christus leefde het merendeel van de mensheid als agrariër. Het leven als landbouwers bood op de korte termijn grote voordelen, zoals bescherming tegen wilde dieren, regen en kou. Maar helaas leidde het niet tot een hogere levensstandaard voor de meeste mensen op de langere termijn. Agrariërs moesten harder werken, aten minder gevarieerd en waren kwetsbaar voor hongersnoden en epidemieën dan hun voorgangers.
Het leven op één plek maakte het hebben van bezit mogelijk. En met de toename van bezit begonnen onvermijdelijk ook ongelijkheid, strijd en zorgen over de toekomst onderdeel uit te maken van het leven. Waar jagers en verzamelaars van dag tot dag leefden, moesten de agrariërs vooruit plannen voor droge periodes, koude seizoenen en magere jaren, terwijl de wereldbevolking snel groeide. Het aanleggen van voorraden werd noodzakelijk voor samenlevingen om te kunnen overleven. Voedseloverschotten in combinatie met nieuwe transport- en opslagtechnieken stelden de mens in staat om samen te klonteren in steden die tezamen koninkrijken vormden.
De overschotten kwamen overal vooral ten goede aan kleine elites. Er ontstonden wereldwijd grote sociale en politieke machtsstructuren die onderling streden om voorraden en bezit en er warmpjes bij zaten, terwijl grote groepen boeren, soldaten en slaven het zware werk deden. Tussen 2.250 en 500 voor Christus begonnen de eerste grote keizerrijken te ontstaan: het Assyrische, Babylonische en Perzische rijk in het Midden-Oosten en enkele eeuwen voor Christus volgen de Chinese Qin-dynastie, het Romeinse rijk en het Egyptische rijk.
Een goed verhaal
Hoe speelden die koninkrijken en keizerrijken het klaar om hele volkeren aan zich te onderwerpen en te laten samenwerken? Hoe lukte het een handvol ‘edelen’ om grote groepen mensen verspreid over enorme oppervlakten onder de duim te houden? Het antwoord volgens Harari is ‘fictie’. Fictie is het vermogen van de mens om dingen te bedenken die niet in de fysieke werkelijkheid maar alleen in ons hoofd bestaan. Om duizenden of zelfs miljoenen mensen te kunnen domineren moet je zorgen dat ze allemaal in hetzelfde verhaal geloven.
Iedere club, religie of staat is geworteld in zo’n gezamenlijk verhaal. Mensen die elkaar nog nooit hebben gezien kun je zover krijgen dat ze samen ten strijde trekken louter en alleen gebaseerd op een fictief verhaal over afkomst, ras of geloof. Een economisch systeem werkt alleen als we allemaal geloven in de waarde van geld, aandelen, vastgoed en bitcoins. Rechten, wetten en regels werken alleen maar als iedereen ervan overtuigd is dat men zich eraan moet houden. Al deze zaken bestaan alleen maar in de hoofden van degenen die erin geloven. Alle samenlevingen functioneren bij de gratie van deze gemeenschappelijke overtuigingen over wat ‘waar’ is en wat ‘moet’.
De denkbeeldige orde en dominantie systemen
Dé methode om macht te krijgen en te behouden is door iedereen ervan te overtuigen dat er een bepaalde denkbeeldige orde is waarin jij of jouw groep beter is dan alle anderen. Installeer een verhaal over een uitverkoren volk, een superieur ras, de wil van een god of de onvermijdelijke wetten van de economie. Zet dit verhaal neer als de enige waarheid die vanzelfsprekend en natuurlijk is en voedt mensen vanaf hun geboorte met dit verhaal op. Zo beheers je de waarheid en werkt het systeem in jouw voordeel.
Yuval Noah Harari omschrijft in zijn boek hoe dit mechanisme voorkomt bij alle beschavingen in de historie tot en met de huidige tijd. Zo beweerde de Griekse wijsgeer Aristoteles dat slaven van nature een ‘slaafse aard’ hebben en vrije mensen een ‘vrije aard’, Hindoes geloven dat er bepaalde kasten zijn die superieur zijn boven anderen vanwege bepaalde kosmische krachten, en sommige christenen en moslims geloven dat vrouwen niet geschikt zijn om leiding te geven en dat homoseksualiteit onnatuurlijk is omdat God dat tijdens zijn schepping van de wereld niet zo bedoeld heeft. Het kapitalistische systeem wil je laten geloven dat je aantrekkelijk, uniek en succesvol moet zijn en dat je allerlei onmisbare producten moet kopen om gelukkig te worden.
Tijdens de industriële revoluties en de daarmee gepaard gaande kolonisaties in de afgelopen eeuwen zijn op deze wijze het Europese christendom en racistische ‘wetenschappelijke’ sociaal-darwinistische theorieën over het superieur blanke ‘ras’ als ideologische dekmantel gebruikt voor onvoorstelbaar veel onrecht, wreed geweld, slavernij en genocide in alle delen van de wereld. De ongelijkheid waartoe deze ‘denkbeeldige’ orde heeft geleid duurt tot op de dag van vandaag voort.
Waarom is bewustwording van dominantiesystemen belangrijk binnen Geweldloze communicatie?
De normen en denkwijzen van ‘de denkbeeldige orde’ worden na verloop van tijd steeds vanzelfsprekender en onzichtbaarder. Ze liggen verborgen in de wereld om ons heen in onze cultuur, media, architectuur en kunst. Ze liggen verankerd in systemen zoals de economie, politiek, rechtspraak en onderwijs. Dit zijn de systemen waar Marshall Rosenberg naar verwijst als hij het heeft over dominantie systemen. Deze systemen hebben weliswaar een belangrijke functie in de samenleving maar dienen onder de oppervlakte niet per se de belangen van iedereen en ook niet per se de belangen van jou persoonlijk.
Het is lastig als je leeft binnen deze systemen om te zien wat nu echt jouw behoeften en belangen zijn, en om je te realiseren dat je altijd een keuze hebt. Op persoonlijk niveau kan Geweldloze communicatie aangeleerd taalgebruik en gedachten zichtbaar maken die keuzevrijheid en eigen verantwoordelijkheid ontkennen. Dit kan klinken als “Ik moet nu eenmaal”, “Zo werkt dat gewoon”, “Ik heb geen andere keus”, in plaats van “Ik kies ervoor om”, “Ik heb behoefte aan”, “Ik vind het belangrijk dat”. Op macroniveau kan Geweldloze communicatie bijdragen aan het blootleggen van systemen die zorgen voor structurele ongelijkheid. Een klein deel van de wereldbevolking leeft in weelde en verkeert in de veronderstelling dat ze goed bezig is met het aanpakken van de wereldproblemen. Maar als we uitzoomen blijkt dat de onderliggende systemen die deze problemen veroorzaken intact blijven. De afgelopen jaren is de ongelijkheid zelfs fors toegenomen. Dit is niet iets wat ons zomaar ‘overkomt’. De keuzes die we allemaal op individueel niveau maken en hoe we over onszelf en anderen denken en praten, bepalen hoe de wereld zich als geheel ontwikkelt.