“Heyyyyyy! B-o-r-i-s -N-a-u-t-a!”. Ik sta met mijn kinderen op de camping in Groesbeek, en een vriendelijk ogende, gezette man van middelbare leeftijd komt breed lachend op me af. Echt geen idee wie dat is, of wacht…. komt dat gezicht me toch ergens bekend voor? Hij vervolgt “Canisius College 5 VWO! Ik herkende die ondeugende grijns van jou direct! Hoe is het man, wat leuk om jou weer te zien!”. Het eerste wat ik denk is “Wie is die man en waarom vindt hij het in godsnaam leuk om mij te zien?!”.
Erbij horen
‘Erbij horen’ is voor mij altijd een lastig onderwerp geweest. Ik ben opgegroeid in een Katholiek dorp met Protestante ouders samen met mijn twee Koreaanse broers en voor kortere tijd twee Vietnamese pleegkinderen. Op de basisschool zeiden mijn klasgenootjes tegen me dat ik “import” en “elite” was. Ik ging niet naar de kermis, mocht niet meedoen met de eerste communie en terwijl iedereen op voetbal zat, zat ik op judo. Eenmaal op de middelbare school, werd ik in plaats van “elite” ineens “communist” genoemd omdat ik het tijdens de lessen maatschappijleer dacht op te moeten nemen voor mijn werkeloze vader. Ik vond gelukkig aansluiting elders, in een vriendengroep van een jeugdvriend op een andere school, en bij mijn sparringsmaatjes op de Pencak Silat school. Op mijn 17e liep ik rond met mijn Indische vrienden gehuld in een lange blauwe regenjas met daarop een button met de tekst ‘Indo’, terwijl mijn ouders toch echt uit de Hollandse klei zijn getrokken. Dat krachtige en hardnekkige gevoel van “er niet bij horen” bleef ook in de jaren die volgden op de Universiteit en daarna op mijn werk voortduren. Waar en met wie ik ook was, ik beschouwde mezelf als een buitenstaander.
Maar toen ik ouder werd gebeurde er iets geks. Telkens als ik mensen tegenkwam van vroeger spraken ze steevast over mij en zichzelf in termen van ‘ons’ en ‘wij’. Tot mijn verbijstering bleek uit de herinneringen die ze ophaalden over ons helemaal niet dat ik er niet bij had gehoord. Wat klopte hier niet?! Had ik iets gemist? Naarmate ik me er meer in ging verdiepen en er met anderen over ging praten, ontdekte ik dat heel veel mensen in meer of mindere mate twijfels hebben over of ze er wel bij horen. Het begon mij op te vallen dat ik het vooral zelf was die mezelf buiten iedere groep projecteerde, en in veel dingen een bevestiging zocht voor dat ik ‘anders’ was. Ik had mezelf een identiteit aangemeten waarvan het ‘een buitenstaander zijn’ een belangrijk onderdeel was. Het kostte me veel tijd om dit idee los te laten. Want tja, als je niet iemand bent die er niet bij hoort, wie ben je dan wel?
Bij jezelf horen
Brené Brown, bekend van haar werk over schaamte, schreef een prachtig boek over erbij horen genaamd ‘Belonging’ waarin ik twee belangrijke inzichten opdeed. Allereerst dat opgroeien met het gevoel dat je niet bij je gezin hoort, ondanks alle goede intenties van je ouders, een nare wond is om op te lopen in je jeugd. Het kan ertoe leiden dat je op latere leeftijd in pijn en twijfel leeft of je er wel mag zijn. Als je deze pijn niet erkent en aandacht geeft, zul je deze proberen te verdoven of afwentelen op anderen.
Het andere inzicht dat ik kreeg door Brown’s boek is dat wat er nodig is om het gevoel te hebben dat je erbij hoort in je eigen hart zit. Als je leert te geloven en te accepteren dat je goed bent precies zoals je bent, inclusief al je tekortkomingen, dan zul je ook steeds meer kunnen voelen dat je erbij hoort. Maar zolang dit gevoel een beloning blijft voor hoe je jezelf probeert te bewijzen met prestaties en perfectie, door het anderen naar de zin te maken en te doen alsof je iemand anders bent, dan blijf je voor dit gevoel afhankelijk van anderen. En dat betekent dat anderen het je ook van je af kunnen nemen.
Hoewel het gevoel een buitenstaander te zijn nog steeds af en toe de kop op steekt, beschouw ik het nu meer als een gedachte. Iets dat ik mezelf vertel, maar dat niet per se waar is. Mindfulness en Geweldloze communicatie hielpen mij om er op een andere manier tegen aan te kijken. Ik ben ook gaan experimenteren met toch maar eens naar die borrel of die verjaardag gaan waar ik eigenlijk dacht niks aan toe te kunnen voegen, en dat bleek dan achteraf best wel gezellig. Ik organiseerde thuis een BBQ voor wat collega’s en we hadden het hartstikke leuk samen. Wat ook hielp was het krijgen van kinderen. Het is erg moeilijk om te denken dat je er niet bij hoort als er zes reebruine oogjes verwachtingsvol naar je opkijken. Mijn uiteindelijke conclusie is dat je niet hetzelfde als anderen hoeft te zijn om erbij te horen. Het is juist andersom. Juist het feit dat je durft ‘anders’ te zijn, maak dat mensen het waarderen dat je er bent, omdat je dan ‘jezelf’ voor ze bent. Sommige mensen vinden je daardoor misschien juist niet zo leuk, maar dat is ook prima. Het gevoel dat ik erbij hoor komt nu vanuit mijn hart. Ik hoor bij mezelf, en daarom hoor ik bij iedereen.
Beeld: mijn twee grote, lieve broers en ik in de zomer van 1975